promener

promener [promnee]

I     〈onovergankelijk werkwoord〉

♦voorbeelden:

¶    〈informeel〉 envoyer promener qn. • iemand afpoeieren, met een kluitje in het riet sturen

      〈informeel〉 envoyer promener qc. • iets wegwerpen in een opwelling

      tout envoyer promener • alles opgeven, verwensen

II   〈overgankelijk werkwoord〉

1 rondleiden ⇒ geleiden, doen wandelen

2 met zich mee dragen ⇒ met zich mee voeren 〈ook figuurlijk〉 ⇒ vervoeren

3 laten gaan ⇒ laten glijden ⇒ 〈ogen〉 laten rondgaan

♦voorbeelden:

1    promener son chien • zijn hond uitlaten

      promener un enfant • met een kind wandelen

      ça te promènera! • dan heb je meteen een wandelingetje!

III   se promener 〈wederkerend werkwoord〉

1 wandelen ⇒ lopen, een tocht maken

♦voorbeelden:

1    se promener à pied, en bateau, en voiture • een wandeling, een boottochtje, een autotochtje maken

      〈informeel〉 va te promener! • hoepel op!

¶    livre qui se promène par terre • boek dat op de grond rondslingert

1. v

1) rondleiden

2) vervoeren

3) laten (rond)gaan

2. se promener

v

wandelen

Dictionnaire français-néerlandais. 2013.